Maskers door de eeuwen heen.

Maskers door de eeuwen heen.

 

Het gebruik van maskers is al eeuwenoud en vind je in bijna alle culturen terug. Maskers voor bepaalde rituelen waren onder andere in gebruik in Afrika,  Azië en bij de volkeren op het Amerikaanse continent.

Maar ook voor het toneelspel werden in het begin van onze jaartelling al maskers gebruikt. Bij opgravingen in Merida in het door de Romeinen bezette deel van Spanje, zijn maskers en delen daarvan teruggevonden die door de Romeinen werden gebruikt bij voorstellingen in het prachtig gebouwde theater.

Speciale dodenmaskers werden door een aantal volkeren gebruikt in het kader van de rituelen bij de dood en het geloof in enige vorm van terugkeer. Denk hierbij aan de prachtige maskers op de sarcofagen van de farao’s.

Ook in Venetië gaat de traditie van het gebruik van maskers ver terug in de tijd. Nog veel verder terug in de tijd gaat het begrip Carnaval. De werkelijke oorsprong van het carnaval is nooit echt gevonden, maar uitgangspunt voor velen is dat het carnaval is ontstaan in de periode voor de grote vastentijd uit een combinatie van heidense rituelen en godsdienstige gebruiken. Al tijdens de Middeleeuwen werd door de katholieken een periode van zes weken voor Pasen aangehouden als een periode van vasten en boetedoening. In de vasten, vanaf Aswoensdag tot aan de Pasen, zag men af van het gebruik van vlees. Carne (Italiaans voor vlees) vale (Italiaans voor “afzien van”). Maar voordat men ging vasten werden de bloemetjes nog eens flink buitengezet. 

Op een gegeven moment droegen de Venetianen bijna het hele jaar door hun maskers.  Achter het masker kon iedereen zich verstoppen, rijk en arm liep op die manier door elkaar heen, mannen en vrouwen; vrouwen verkleedden zich als mannen, en mannen konden zich voordoen als vrouwen.

Dans, muziek en drank en geheimzinnigheid waren een soort levenselixer voor de Venetianen die door de bescherming van de maskers konden vluchten voor de strenge moraal van de Katholieke Kerk uit Rome. Niet alleen de gewone Venetianen, rijk en arm, mengden zich in het alsmaar weer oplaaiende feestgedruis maar ook de nonnen uit de kloosters trokken er gemaskerd op uit om te genieten van de geneugten van het leven.

Het was een doorlopend feest van het begin van het jaar tot aan de dinsdag voor Aswoensdag. Deze dinsdag, die door de Fransen betiteld wordt als Mardi Gras, oftewel “Vette Dinsdag”, vormt het hoogtepunt van het Carnaval. 

 


In deze tijd waren de maskers nog simpel, voor de mannen de bauta-outfit, te weten een wit, boven de mond, puntig masker dat de stem wezenlijk vervormde, een zwarte cape en een driepuntige platte hoed. De overige nog onbedekte delen van het gezicht of de rest van het lichaam werden afgedekt met kant.

De vrouwen die toch iets meer van hun schoonheid wilde laten zien droegen kleinere maskers die de ogen en de mond bedekten.

De Moretta.
Deze maskers werden niet om het hoofd vastgebonden maar vastgehouden met de tanden. Daarvoor was aan de binnenkant van het masker een knoopje vastgemaakt. De dames konden daarom wel flirten maar niet spreken. Dat gaf een extra dimensie aan de geheimzinnigheid die rond de draagster van het masker zweefde.

En even snel een glimp van het gezicht laten zien was ook veel makkelijker met dit masker, de “moretta”, als je niet eerst de bandjes van het masker hoefde los te knopen.


 

Venetië en het Carnaval

Net zoals tegenwoordig bij elke publieke feestelijke gebeurtenis een kleine kermis wordt opgebouwd en allerlei kraampjes en eettentjes het feest omringen, gebeurde dit ook ten tijde van de vroege vorm van het Carnaval in Venetië. Niet alleen verschenen er al heel snel komedianten en narren die grappen en grollen uithaalden en jongleurs die hun kunsten vertoonden en boven de pleinen over strakgespannen draden liepen, maar ook marskramers die hun waren aan de man brachten en kwakzalvers die allerlei middeltjes probeerden te slijten. Ook toneelspelers die meestal als groep rondreisden en op publieke pleinen voorstellingen gaven, mengden zich in de carnavaleske feesten.

 

Het verband tussen de Commedia dell’Arte en het Carnaval van Venetië is naar alle waarschijnlijkheid hier ontstaan. Daarover straks meer, maar duidelijk mag zijn dat de twee vormen van vermaak naadloos in elkaar overgingen, naast elkaar konden bestaan maar tijdens het carnaval elkaar zeer direct aanvulden.

 

Op een gegeven moment gebruikten de Venetianen de maskers bijna het gehele jaar door, niet alleen voor het feestgedruis maar ook voor de steeds losser wordende zedelijke moraal en voor andere zaken die het daglicht niet konden velen.

Venetië wemelde van de courtisanes, vrouwen die met meerdere mannen het bed deelden en door hen werden onderhouden, maar niet trouwden. Maar ook de getrouwde vrouwen stonden hun mannetje. Een vrouw zonder minnaar telde onder de vrouwen niet mee; een beetje vrouw had toch wel twee of drie minnaars en ook de geestelijken deden voor een deel gewoon mee, met name de nonnen. Dit waren vaak jonge vrouwen die in het klooster werden gestopt door vaders die geen zin hadden om een riante bruidsschat te moeten betalen. Dus echt geen vrouwen met een kloosterroeping en dat lieten ze dan ook duidelijk merken. Het wekte in die tijd nauwelijks verwondering dat er binnen de kloostermuren heel wat kinderen werden geboren.

Het liep af en toe zo uit de hand dat de autoriteiten ingrepen en voor een bepaalde periode het dragen van maskers verboden. Meestal trok men zich er weinig of niets van aan.

In de 17e eeuw werd ook de middenklasse steeds rijker met als gevolg dat ook zij  zich met weelderige kleding en prachtig door kunstenaars versierde maskers in het feestgedruis storten. Tijdens het carnaval liep iedereen gemaskerd rond en als je in het bauta-kostuum rondliep werd je door werkelijk niemand herkend, want honderden Venetianen hulden zich in deze zwarte cape met de driepuntige zwarte hoed en het bijpassende witte masker. Alle excessen die je je maar kunt voorstellen gebeurden dan ook. Achter het masker was iedereen gelijk, sociale klassen bestonden niet, herkend werd je ook niet en dus kon men volop gokken, slempen, sloeren, zingen, dansen en vreemdgaan.

Venetië verloor een groot deel van haar macht en rijkdom, nadat de Turken een belangrijk deel van de havens en steden van de Byzantijnse handelsroutes hadden heroverd. Bovendien was de route naar Azië via zee, “buitenom”, verkend en werd steeds meer gebruikt. De neergang van de venetiaanse republiek is toen duidelijk ingezet. Toen vond de Paus dat eindelijk het moment was aangebroken, halverwege de 18e eeuw, om paal en perk te stellen aan het wangedrag van de Venetianen en hij verbood het dragen van maskers. Maar zelfs daarna werd het verbod nog regelmatig ontdoken.

Napoleon veroverde de stad in 1797 en ook hij verbood het dragen van maskers. Echter pas nadat de Oostenrijkers, die middels een verdrag met Napoleon de macht over de stad in januari 1798 overnamen, het verbod sterk bekrachtigden, kwam er in datzelfde jaar een einde aan de maskerade van de Venetianen.

 

Pas in 1957 werd het dragen van maskers weer toegestaan en in ere hersteld, mede om de stad een toeristische en financiële impuls te geven. Het Carnaval in Venetië is inmiddels wereldberoemd, net als de maskers die overal in Venetië te koop zijn en vaak in oude gewelven van gebouwen, gelegen in achteraf straatjes worden gemaakt. Het maken van de echte maskers is nog steeds handwerk.

 

 

 

 

Maskers van de Commedia dell`Arte

Net als bij het carnaval is de werkelijke oorsprong van de Commedia dell’Arte in de nevelen van de geschiedenis gehuld. Hoe meer boeken je raadpleegt hoe meer verschillende bronnen worden genoemd. In elk verhaal schuilt wel een deel van waarheid, vaak is het wel aannemelijk, maar het is geen onomstotelijke bewijs.

Het theater  en het toneelspelen ist al bekend van voor Christus. Tijdens de Middeleeuwen was er sprake van wagenspelen bij markten en feesten, waar allerlei kluchten werden opgevoerd.

Zo zal ook de theatervorm, die wij nu Commedia dell’Arte noemen, zich hebben ontwikkeld.
Het is, daarover zijn de beschrijvers het wel eens, een uit Italië stammende toneelvorm. Oorspronkelijk opgevoerd door rondtrekkende gezelschappen. Een theateropvoering met vaste karakters en een vast thema waarbij er overigens lustig op los werd geïmproviseerd. Er werden geen uitgebreide en letterlijke scripts gemaakt, er was slechts een algemene verhaallijn met een begin en een slot en wat aandachtspunten aangaande het stuk.

Veel acteurs speelden jarenlang een vaste rol en een complete toneelgroep was daardoor zeer op elkaar ingespeeld.

Soms speelden acteurs ook meer dan één rol. Vaak bestond een reizend gezelschap uit een niet al te grote groep spelers.

Om de personages helder uit te beelden ontstonden voor elk karakter specifieke maskers en een specifieke typering van de kleding. Denk hierbij aan het ruitjespak van Arlecchino, de groene streepjes op het pak van Brighella en de wijde mantel en de karakteristieke broek van Pantalone. Karakters konden zo door de toeschouwers snel worden herkend.

De voorstellingen stonden bol van allerlei kromme liefdesverhalen, meesters die knechten werden en knechten die de rol van meester speelden en zo nu en dan werd er iemand flink afgetuigd (toneelspel). Kortom, er moest altijd flink gelachen worden. Het was en bleef altijd "komedie"  à la het huidige Theater van de Lach: een zelfstandig, zichzelf bedruipend toneelgezelschap dat zich uitsluitend bezighoudt met komedie.

De 17e-en 18e-eeuwers die Commedia dell’Arte speelden waren niet anders. Het waren beroepsacteurs die overal, met volle overgave en zeer van harte, hun rollen speelden en daarvoor ook maatschappelijk erg gewaardeerd werden. Toneelspelen was een echte kunstvorm.

 

Kortom, het was volkstoneel. Het ging over liefde, verliefdheid en afstoting, macht en onmacht, meester en knecht, ouder en kind, rijk en arm en allerlei tegenstellingen die satirisch en humoristisch ten tonele konden worden gebracht. De oude man was hitsig en lelijk, de dienstmeid mooi, slim en arm. De meester arrogant en dom en de knecht slim en vindingrijk.

Alle vooroordelen werden uitvergroot en tot stereotypen gemaakt en het volk keek er gierend van de lach naar, vaak tot ongenoegen van de machthebbers.

 

Pantalone

Pantalone is een van de oudste figuren uit de Commedia dell’Arte. Het was een stereotype van een oude Venetiaanse koopman. Aan de ene kant gierig, berekenend en achterdochtig, aan de andere kant naïef, dom en goedgelovig. Een man van aanzien die gloedvolle betogen kan houden met name om anderen te bestraffen, maar daarnaast een oude man die hopeloos verliefd wordt op een jonge vrouw, altijd in competitie met een jongere man en altijd de verliezer. Ook de oude Koopman van Venetië uit het stuk van Shakespeare heeft dezelfde kenmerken: niet alleen gierig, berekenend en vooral hebberig, maar ook naïef en dom.

Pantalone is vaak verwikkeld in de meest komische situaties zoals het halsoverkop moeten vluchten, valpartijen en schijngevechten.

Als vaste figuur in elk toneelstuk had Pantalone zijn eigen kleding. In 1635 was de hertog van Brunswick zo gecharmeerd van de broek van deze toneelfiguur dat hij dit kledingstuk adopteerde en het ook ging dragen: de pantalon.

 

Il Capitano

Zoals elk toneelfiguur in dit genre toneel is de kapitein een karikatuur van de echte militair. In dit geval een snoever, de overwinnaar in de meest heroïsche gevechten; in werkelijkheid een lafaard met een zwaard dat bijkans verroest in de schede zat en soms met spinnenwebben aan het gevest. Het komische effect bestond uit het grote kontrast tussen zijn stoere verhalen en zijn werkelijke gedrag. Aan het einde van het stuk druipt de Capitano meestal als een geslagen hond met de staart tussen de benen af.

 

 

 

Il Dottore

De doctor was in de meeste gevallen een rechtsgeleerde of een  notaris en soms een medicus. Deze man was de universitair geschoolde geleerde, echter voor het toneel weer in een karikaturale vorm.

Il Dottore was een statige soms verstrooide figuur, die ondoorgrondelijke lange monologen hield. Een zelfingenomen zwetser met kromme logica.

Hij doe alsof hij overal verstand van heeft, maar in werkelijkheid is het een ordinaire zwetser, die nauwelijks van enig onderwerp iets echt afweet.

 

 

 

 

 

 

 

 

Zanni

De Zanni is de groep van knechten en bedienden van de mannelijke soort. In het begin altijd gekleed in vaalwitte kleding, een hes en een broek en meestal een eenvoudige muts op het hoofd.

Het was de kleding van zakkendragers uit Umbrië.

De maskers stammen uit vervlogen tijden toen de Zanni de vertolkers waren van de boze geesten en demonen uit de onderwereld.
De maskers bleven, maar de karakters vormden zich in de loop der tijd om naar eenvoudige knechten: arm, dienstbaar, dom maar ook boerenslim en meestal heel goed in staat om zich zonder al te veel kleerscheuren uit de meest netelige situaties te redden.


De bekendste figuren zijn Arlecchino, Brighella en Pulcinella.





 

Pulcinella

De domste van deze drie is Pulcinella. Hij is de oerdomme knecht met een grote haakneus en een boerse uitstraling, die vaak slaag krijgt en uitgescholden wordt door zijn meesters. Hij is ook de boodschapper tussen de meester en zijn heimelijke liefde; maar bij het doorgeven van de afsparaken dus altijd fouten maakt.

I
n veel voorstellingen heeft hij ook nog een lichamelijk gebrek, zoals een bult of een klompvoet.

 





Arlecchino

Dit is de meest bekende knecht. Om zich te onderscheiden van de andere knechten waren er op zijn pak allerlei stukjes gekleurde stof gespeld. Uiteindelijk ontwikkelde zich dit tot het inmiddels beroemde ruitjespak. Ook Arlecchino is een domme knecht, maar wel eentje die zich met allerlei slimmigheidjes steeds weer weet te redden en ervoor zorgt dat als er iets verkeerd afloopt de strafexpeditie zich niet tegen hem richt. Hij werd wereldwijd bekend en kreeg in elk land zijn eigen naam. Bij ons is dat een harlekijn, een houten klaas, een figuur die in de poppenkast gevormd werd tot de Jan Klaassen.

 

Brighella

Hij is de meest intelligente knecht. Zijn pak werd versierd met kleine groene reepjes stof, die er later ook standaard op bevestigd waren. Het pak lijkt daardoor op een livrei van een dienaar van een koning. Hij was de betrouwbare bediende die echt om een boodschap gestuurd kon worden. Daarnaast is hij een listige en hebzuchtige boef, die gemakkelijk liegt en bedriegt en verder weinig scrupules kent.

 In specifieke gevallen speelde hij met een masker in dezelfde olijfgroene kleuren als de streepjes op zijn pak.

 

 

Colombine.
Na 1560 verschijnen er ook vrouwen op het toneel. Voor die tijd werden allen vrouwenrollen door mannen gespeeld, maar toen de stukken steeds vaker over allerlei liefdesperikelen gingen, komt het gewilde en  geliefde onderwerp, de vrouw, zelf op het toneel. De vrouw speelt over het algemeen zonder masker. Daar waar de belangrijke mannen knechten hadden, had de vrouw een of meer dienstmaagden.

Dit is de figuur van Colombine; voor de dienstmaagd van de adelijke dames is het Isabella

 

Alle intriges in de hogere klassen speelden zich af via de tussenkomst van knechten en dienstmeisjes. Daardoor speelden ze vaak belangrijke rollen. Het verhaal werd nog ingewikkelder als de knecht af en toe de plek van de meester en de dienstmaagd die van haar meesteres innam. Dit leidde altijd tot hilarische situaties die het publiek zeer vermaakten. Als de Commedia dell’Arte van Venetië naar Parijs trekt, groeit de oorspronkelijk onderdanige rol van Colombine in een aantal stukken zelfs uit tot hoofdrol.

De Colombina speelt op het toneel eigenlijk dezelfde figuur als de soubrette in de komische operette.

 

Scaramouche en Pierrot

Carlo Goldoni is in de 18e eeuw een van de belangrijkste schrijvers van stukken voor de Commedia dell’Arte. In het begin zijn het slechts een aantal schetsen van te spelen situaties, maar steeds vaker worden de rollen uitgeschreven. Het is vooral Goldoni die hele dialogen uitschrijft  en de spelers improviseren niet meer maar spelen een rol. Dat leidt tot discussies in Venetië en Goldoni wijkt daarop in 1762 uit naar Parijs. Vanaf die tijd wordt in Parijs het “Italiaanse theater” opgevoerd met stukken van Goldoni.

Er ontstaan dan ook nieuwe figuren met nieuwe maskers. Zo zijn de figuren van Scaramouche en Pierrot in Frankrijk ontstaan en hun maskers zijn dus pas later aan de reeks maskers van de Commedia dell’Arte toegevoegd.

 

 

De Pestdokter

Een ander masker dat figureerde was het masker van de Pestdokter.

Dit masker is van oorsprong meer een gebruiksmasker. Tijdens de pestepidemie die Europa halverwege de 16e en begin 17e eeuw teisterde, waren artsen uiteraard nog niet zo geïnformeerd over bacillen en hygiëne. Velen dachten dat de pest werd overgebracht door kwade geesten. De pestdokter maakte zijn visites, gekleed in een zwarte zeildoekmantel ingesmeerd met was, een grote zwarte hoed op zijn hoofd en een masker met een grote neus voor het gezicht. Angstaanjagend genoeg om voor zijn gevoel de kwade geesten te verdrijven. De grote lichtgekromde neus, die veel weg heeft van een vogelbek, heeft aan beide zijkanten een sleuf waardoor de lucht naar binnen werd gezogen. Lucht die in die neus gefilterd werd doordat de neus helemaal gevuld was met diverse, vaak sterk ruikende kruiden, zoals rozemarijn, tijm en kruidnagelen. Meer tegen de stank dan uit interesse voor hygiëne. De gaten van de ogen waren dichtgemaakt met ronde glazen. In zijn hand had de dokter een stok waarmee hij de deken van de patiënt optilde, om maar geen fysiek contact met zijn patiënt te hoeven maken en daardoor niet besmet te raken.U kunt vanaf eind maart ook hier uw maskers bestellen , 

Voor nog meer informatie:U kunt me altijd een email sturen voor een opdracht vriendelijke groeten Vincent Saarloos

  • the world of art and craft
© 2008 - 2024 theworldofartandcraft | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel